Schaatsen
Het moet in de barre winter van 1962/1963 zijn geweest dat ik voor het laatst op de stadsgracht heb geschaatst. Nadat ik een paar baantjes op mijn botte Friese doorlopers alle kanten op gegleden was, ging ik maar snel weer naar binnen.
Daar was het ook niet alles. Als je ’s ochtends wakker werd stonden de bloemen op de ruiten en voordat de kolenkachel de kamer boven het vriespunt had, was het aan het eind van de middag alweer donker.
In de jaren zeventig heb ik nog diverse keren op de uiterwaarden geschaatst met mijn kinderen. Òf bij de Pabstendam òf bij de Veerweg. Gelukkig hadden mijn kinderen de slag snel te pakken zodat ik mij meestal in de buurt van de koek-en-zopietent ophield.
Vooral bij die waar ze ook een kruik ergens uit het zicht hadden staan.
Daarna heb ik niet veel meer geschaatst. De reden was natuurlijk dat mijn lage noren ook bot waren, je op de uiterwaarden op een paaltje, dat net boven het ijs uitstak, kon rijden of, erger nog, op een stuk prikkeldraad dat aan die paaltjes vast zat.
Wel ging ik, consequent als ik was, altijd mee om, bij de koek-en-zopietent met kruik, een oogje in het zeil te houden. Eerst met de kinderen en later met de kleinkinderen.
Tegenwoordig hoef je niet meer bang te zijn voor paaltjes en prikkeldraad want we hebben een prachtige nevengeul. Met sinds kort een unieke loopbrug. Aangelegd door Jan van Schaik en zijn vrienden van de STW. We hebben wat dat betreft het goed voor mekaar.
Nu het ijs nog!
Als het zo ver is kom ik absoluut kijken want ik kijk graag naar ijsvermaak. Helaas zal het hem dit jaar niet worden. Daarvoor zal ik dan toch naar het Rijksmuseum in Amsterdam moeten.
Kijken naar de schilderijen van Hendrick Avercamp en andere zeventiende-eeuwse winterschilders.
Maar ja, daar hebben ze geen koek-en-zopietent met kruik. Ja, op een schilderij ven Adriaen van Ostade.
2015-02-20