Alweer een nacht
Het licht werd aangedaan
Hij keek niet om naar mij
Zo is hij van mij opgestaan
Terwijl zijn koude mond niets zei
Hij leeft weer ver van mij vandaag
Gesloten als een brievenbus
Zo koel als ’t water uit de kraan
Is straks zijn loze afscheidskus
Ik heb voor hem weer thee gezet
De kachel vast op twee gezet
Zijn stropdas en zijn daagse pak
Hing ik vast klaar voor zijn gemak
Als altijd is hij weggegaan
En als ik hem nazwaai voor het raam
Terwijl hij traag zijn fiets bestijgt
Kijkt hij mij aan en zwijgt
Als ik mij overdag verveel
Beeld ik mij in dat hij mij streelt
Zo gaan de uren voor mij heen
Zo loop ik door de dag van steen
En ’s avonds doe ik joviaal
Als ik hem van de deur afhaal
Terwijl mijn hoofd zich teder nijgt
Kijkt hij mij aan en zwijgt
Zoals het altijd is gegaan
De buis is aan en uit gedaan
De koffie en het bier gebracht
Nog even, en het is weer nacht
Daarin maakt hij van mij gebruik
Zijn lichaam is een koude kruik
Als traag de nacht de uren rijgt
Kijkt hij mij aan en zwijgt
Het licht werd aangedaan
Hij keek niet om naar mij
Zo is hij van mij opgestaan
Terwijl zijn koude mond niets zei
Er is alweer een nacht voorbij
1969/1970