fietsvakantie
Gewoon een keer een weekje op de fiets
Door weer en wind, langs smalle binnenwegen
Langs dijken, in een polder door het riet
Een herfstvakantie samen in de regen
Een zwaan, een koude reiger in een sloot
Een landman in een weiland met een spade
Een visser maakt een fuik leeg in zijn boot
Terwijl twee eenden snaterend zich baden
En ’s avonds in een veerhuis aan de Rijn
Geen kermis der commercie die daar stoort
Maar waar nog altijd in het kreunen van het dak
Het kruiend ijs van vroeger wordt gehoord
Of in een herberg op het platteland
Met open haard, een oude schragen dis
Een herbergierster en een oude waard
Die ouder dan de oudste borrel is
Zo ademt naast de wereld van de chip
Een stukje ongerepte middeleeuwen
Daar dobberen rustig naast de waterkip
Een fuut en een kolonie zilvermeeuwen
Gewoon een keertje op de fiets
Door weer en wind, langs smalle binnenwegen
Langs dijken, in een polder door het riet
Een herfstvakantie samen in de regen
En ’s avonds in een veerhuis aan de Rijn
Geen kermis der commercie die daar stoort
Maar waar nog altijd in het kreunen van het dak
Het kruiend ijs van vroeger wordt gehoord
Of in een herberg op het platteland
Met open haard, een oude schragen dis
Een waard die ouder dan de oudste borrel is
1982